Het dorp (3): dichtgetimmerde ramen

In het dorp zijn bepaalde straten waar het onderhoudsniveau van de huizen wat achterloopt op anderen. De wind lijkt hier guurder, het leven rauwer en de schemering spannender. ‘Ga maar niet door de Leekstraat als het donker is’, zeggen sommige ouders tegen hun kind. In ieder geval mijn moeder zegt dat. Als dochter van een politieman kan zij niet anders dan, nou ja, dat.

De Leekstraat is een straat in een volkse buurt zoals het dorp heden ten dagen niet meer kent. Grote populieren hullen de straat zelfs hoogzomer in een dampige schemering. De wind snijdt hier makkelijk door je kleding. Het trottoir, schots en scheef, laat je dichter dan je wil langs verwilderde heggetjes en de gapende mond van tuinpaadjes lopen. Door kieren in de betimmering voor het gat dat verdwenen ramen achter hebben gelaten in de gevel van menig huis, zie je loerende ogen je in de gaten houden. Denk je in ieder geval.

De huisjes zijn klein. Niet zelden zijn ze gesplitst. Boven iemand, soms een gezin, beneden iemand of een gezin. Halverwege het eerste blok flikkert een flipperkast je door één van de spaarzame ramen tegemoet. De kleurige stralen licht ondervinden geen hinder van raamdecoratie – die is afwezig. Geen meubelen maar wel een flipperkast is voor jou als klein jochie mysterieus, en doet de rillingen over je rug lopen als je bedenkt wat voor opmerkelijks zich nog meer in die huizen afspeelt.

In menig tuin staan lege bierkratten opgestapeld. Her en der is het rommelig, en op andere plaatsen juist keurig verzorgd. De huizen lijken evenwel consensus te hebben bereikt over de mate van verrotting van het houtwerk die zij wensen. Groot, is de afspraak.

In de straat woont Petertje. Tenminste, in de straat, of ergens in de buurt. Petertje is anders dan andere kinderen. Op een dag is Petertje gekortwiekt. Kaalgeschoren. In een tijd dat er zelfs nog geen gabbers waren. Dat hakt erin. Kaal is niemand voor zijn lol in die tijd. Het verhaal gaat dat een van de bewoners dat in een dronken bui heeft gedaan. Vertier voor hem en zijn maten.

Op een ander moment probeert iemand voor de politie te vluchten. Zij zijn hem uit bed komen halen, en hij probeert hen achter te laten door via het raam op de eerste verdieping – anderhalve kamer bewoond door een volledig Somalisch gezin – te vluchten. Hij wordt met een pistool in de hand van het dak gehaald. De agenten hebben er meer dan één, een voldoende overtuigend argument.

De Leekstraat was spannend zoals wijken dat in de jaren ’80 en ’90 konden zijn. Liever liep je als kleine jongen door andere straten. Soms kon je niet anders, bijvoorbeeld wanneer het meisje waarop je minstens driekwart van je basisschooltijd verliefd was in de zijstraat ervan woonde.

Ergens gedurende de bijna acht jaar permanent aanwezige verliefdheid ben ik bij haar thuis beland. Met een ander klasgenootje, een vriendin van haar, kwamen we op één van de slaapkamers terecht. Het was koud en guur weer, wat niet alleen aan de buurt lag, maar ook aan het feit dat het winter was. Ook zij woonde in een arbeiderswoning zoals je die in de jaren ’80 en ’90 nog volop had in het dorp: tochtig, koud en niet gehinderd door isolatie. Toch was het binnen geenszins onbehaaglijk. Sterker nog: die middag was één van de gezelligste en meest knusse middagen die ik me kan herinneren.

Bombastische muziek maakte de dienst uit. Meat Loaf’s ‘I’d do anything for love’ heb ik voorbij horen komen, net als ‘Total Eclipse of the Heart’. Ik wil ook zeggen dat er iets van Celine Dion de revue passeerde, maar zeker weten doe ik het niet. Galmende stemmen waren er wel, dat weet ik zeker.

Om de tocht en kou buiten te houden, loeiden radiatoren flink. Er was immers nog geen klimaatprobleem bekend, en het was wel koud. Ik kan me de warme gloed op mijn koude wangen nog goed herinneren. Wat we deden en waarom kan ik me bij God niet herinneren. Het zal iets zijn geweest met een Nintendo, of met praten over school of klasgenoten of zo. Hoogdravender zaken waren er immers niet op die leeftijd. Het belangrijkste weet ik me nog wel te herinneren: de knusse warmte, de gezelligheid in huis en de gitzwarte, zoete thee.

Toen ik aan het einde van de middag door het vroege donker naar huis liep, moest ik door de Leekstraat, er was geen ontkomen aan. Het contrast met de zijstraat, het gezellige huisje hier middenin, was groter dan ooit. De terugtocht was kouder, grimmiger, rauwer en guurder dan ik gevreesd had. Dit was de donkerste kant die het leven kon laten zien, zoveel werd mij die terugtocht, strijdend met wind en ijsregen en geschrokken mijn pas versnellend omdat ik iets achter die ene heg daar hoorde, duidelijk.

Over de Leekstraat is weinig meer te vinden. De bebouwing is in een grootschalige herontwikkeling platgegooid en de naam van de straat is gewijzigd. In mijn herinnering heeft de straat mythische proporties aangenomen, en er lijkt geen internet te zijn om dit tegen te spreken. Ik denk aan een straat waarin de wind je verwondt, je je leven niet zeker bent, de donkerste kant van de maatschappij het enige licht is dat je hebt en waar kwalificaties als onbehagen en guur een nieuwe dimensie kregen. Misschien overdrijf ik. Dat komt dan door die dag. De dag waarop Meat Loaf, Bonny, Celine en de door de radiator veroorzaakte blos zich als warme herinnering in mijn hoofd en lijf nestelden – de ondankbare rol van antichrist voor de Leekstraat achterlatend.

Laat een reactie achter