Zelfs in het dorp waarin ik opgroeide kenmerkte de vroege pubertijd zich door een hang naar verkenning en ontdekking. Het vertrouwde volstond niet meer, en je wilde verkennen of er meer was dan het pleintje waarop je voetbalde en je vriendjes met wie je dat deed. Je wilde weten of er meer in de wereld te koop was, waarbij met name een tot dat moment vrij onopgemerkte soort je aandacht begon te trekken: de vrouw Of, door de ogen van nu bezien, gewoonweg meisjes.
Genoemde toenemende behoefte liet zich moeilijk combineren met je mogelijkheden in het dorp, zeker op je pak ‘m beet dertiende. Uitgaan was er niet bij, vervoersmiddelen had je niet of nauwelijks, geld speelde geen rol in de zin dat je het niet had, en je uiterste tijd van thuis moeten komen verruimde je wereld ook niet echt. Kort gezegd: dromen genoeg, mogelijkheden minder talrijk.
Gelukkig was de situatie niet helemaal uitzichtloos. In mijn dorp had je destijds namelijk eens per twee weken een jongerenavond in een buurthuis. Of iets vanuit jeugdwerk. Een kerk misschien? Ik heb eigenlijk geen idee. Het was een jongerendisco, het heette Flash en het was geweldig. De ene week was er een avond voor jongeren tot 16 jaar, de andere week tot 12 of 14. Het was de grote kans om andere meisjes dan je al kende te ontmoeten. Niet dat je enig idee had wat met die kans te doen, laat staan ze te spreken te krijgen, maar op die leeftijd was dat onbenut potentieel helemaal niet belangrijk. De hele avond aan de kant van de dansvloer tegen de muur geplakt staan en cool proberen te kijken was genoeg voor je. Daar kon je weer een week op voort. Het maakte alle uren tegen de wind in fietsen met je veel te grote schooltas achterop dragelijk. Flash was een cruciale tussenstap naar volwassenheid. In ieder geval in mijn dorp.
Flash hield om een uur of tien of elf op. Daarna was het dringen bij de Vork – de nabijgelegen snackbar die alle coole, hongerige jongeren die nog een paar gulden over hadden van patat voorzag. Daarna was het zaak om zonder al te veel gezichtsverlies de aftocht te blazen, om zo je thuiskomtijd niet al te veel geweld aan te doen.
Flash was geweldig. Flash was belangrijk. Flash was leuk. Zeker de eerste paar jaren dat je erheen mocht. De latere jaren werd dat anders. Oudere tieners gingen naar Flash, maar mochten ook naar Pool Point en Puntje Puntje. Hierdoor vermengden werelden van uitgaan, drank en blowen zich met een uit de kluiten gegroeide kinderdisco, cola en nibbits. Een stap die snel volgde was die naar het ‘echte’ stappen, waarmee het dorpse kind definitief de stap zet naar een dorpsjongere.
Recent liep ik langs het gebouwtje waarin Flash werd georganiseerd. Ik zag het vanuit de Kerkstraat liggen. De gordijnen waren dicht. Er stonden borden die parkeren door anderen dan de eigenaren ontmoedigden. Er was geen enkel teken dat het gebouwtje, verscholen onder de toren van de kerk, nog de cruciale functie vervult die het voor veel dorpsjongeren heeft vervuld.
Ik hoop dat die inschatting van mij verkeerd is en ik het mis heb. Ik hoop dat er nog iedere twee weken groepen onzekere tieners aan weerszijden van de dansvloer naar elkaar mogen kijken – achteloos en gespeeld zelfverzekerd, zoals je dat alleen op die leeftijd kan. Ik hoop dat ze nog even van hun laatste restje kind zijn kunnen genieten. Vooral hoop ik dat ze zo af en toe de stoute schoenen aantrekken, om een wildvreemd leeftijdsgenootje een colaatje aan te bieden. Zo mooi als die eerste flirts en kalverliefdes in Flash, wordt het namelijk niet snel meer.